vroege fotografieën
daguerreotypie
De Fransman Louis Daguerre is een van de uitvinders van de fotografie; in ieder geval de bekendste. Samen met Nicéphore Niépce nam hij in 1826 de eerste succesvolle foto. In 1837 (na de dood van Niépce) vond Daguerre de zogenaamde daguerreotypie uit. Dit was een gepolijste verzilverde koperplaat die met jodiumdampen lichtgevoelig was gemaakt. Na belichting werd de plaat ontwikkeld met kwikzilverdamp en gefixeerd met natriumthiosulfaat.
Het digitaliseren van daguerreotypieën vraagt, vanwege het spiegelende oppervlak, om speciale belichtingstechnieken. De daguerreotypie moet het licht weerspiegelen maar de omgeving moet daarbij niet zichtbaar worden.
19e eeuwse fotografische afdrukprocédés
Voor het digitaliseren van vroege fotoafdrukken volgen wij de aanbevelingen van het Nationaal Archief: Digitisation of photographic materials (pdf). Net als bij de Metamorfoze richtlijnen wordt de kwaliteit hier gewaarborgd door het dagelijks opnemen van testkaarten (targets) die de kwaliteit van de scans objectief controleerbaar maken.
Vanaf halverwege de 19e eeuw is de volgende ontwikkeling te schetsen:
- zoutdruk (1840 – 1865)
- cyanotypie (1880 – 1920)
- platinotypie (1880 – 1930)
- albuminedruk (1855 – 1920)
- gomdruk (1860 – 1940)
- zilvergelatinedruk (1885 – 1920)
- collodiumzilverdruk (1885 – 1920)
Vroege kleurafdrukken, bijvoorbeeld autochromes, ontstonden aan het einde van de 19e eeuw.